Net voor corona wereldwijd alles op slot deed, slaagde Maja Wolny erin om een droomreis te maken naar Rusland, Mongolië en Tibet, het zogeheten dak van de wereld. Reizen speelt in al haar boeken een kapitale rol, maar in Trein naar Tibet komt ze voor het eerst naar buiten als non-fictieschrijfster, zoals haar mentor Ryszard Kapuscinski.
Haar boek is een meander van verhalen, die allemaal vertrekken vanuit haar belangstelling voor beweging en schoonheid. Ze vertelt hoe ze als Poolse journaliste naar België kwam, hier werkte als correspondente, boekhandelaar, museumdirecteur en columniste, haar man leerde kennen en uiteindelijk terugkeerde naar een stadje in Oost-Polen, bij de Oekraïense grens.
Pistool
In een Poolse boekhandel vond ze toevallig het werk van Alexandra David-Néel, een Frans-Belgische oriëntaliste en operazangeres, de eerste Europese witte vrouw die het dak van de wereld heeft bereikt. In 1929 publiceerde ze er een boek ov…Lees verder
Net voor corona wereldwijd alles op slot deed, slaagde Maja Wolny erin om een droomreis te maken naar Rusland, Mongolië en Tibet, het zogeheten dak van de wereld. Reizen speelt in al haar boeken een kapitale rol, maar in Trein naar Tibet komt ze voor het eerst naar buiten als non-fictieschrijfster, zoals haar mentor Ryszard Kapuscinski.
Haar boek is een meander van verhalen, die allemaal vertrekken vanuit haar belangstelling voor beweging en schoonheid. Ze vertelt hoe ze als Poolse journaliste naar België kwam, hier werkte als correspondente, boekhandelaar, museumdirecteur en columniste, haar man leerde kennen en uiteindelijk terugkeerde naar een stadje in Oost-Polen, bij de Oekraïense grens.
Pistool
In een Poolse boekhandel vond ze toevallig het werk van Alexandra David-Néel, een Frans-Belgische oriëntaliste en operazangeres, de eerste Europese witte vrouw die het dak van de wereld heeft bereikt. In 1929 publiceerde ze er een boek over, dat auteurs als Allen Ginsberg en Jack Kerouac inspireerde. Zij was gefascineerd door het spiritisme en het nudisme, had contact met de theosofen van Helena Blavatsky, was uitgesproken feministisch, reisde dolgraag (met kompas en pistool!), werd taoïste, sprak Sanskriet, Mandarijn en Tibetaans en ze bracht haar vakanties door aan de Noordzee. Op haar honderdste plande ze nog een reis, maar die is niet meer doorgegaan.
Maja Wolny besluit om in Alexandra's spoor te treden, alleen, met Alexandra's boek als kompas maar zonder pistool. Ze vertrekt met de trein naar Moskou en reist zo tot helemaal in Tibet. Onderweg vertelt ze over haar wederwaardigheden, over de ontmoetingen, de ongemakken en de plaatselijke verhalen. Zo heeft ze het in Siberië over de moord op de laatste tsaar in 1918, over de goelag en over de Tweede Wereldoorlog. In de buurt van het Bajkalmeer ziet ze echte beren en laat ze de lezer meeluisteren naar verhalen over de zogenaamde tajgageest. Tussendoor maakt ze grappige, culinaire en filosofische uitstapjes in de geest. We leren over het deeg van Russische dumplings, de hygiënische catastrofen in een trein, over vegetarisme, vis uit het Bajkalmeer, cocaïnesmokkel, talen, ecologie en politiek. Naarmate ze verder reist, nemen de heimwee, het gemis en de eenzaamheid toe, de typische kwalen van wie hunkert naar een verre plek en zich daar dan afvraagt wat hij er eigenlijk doet…
Eenmaal in Mongolië en later in het door China gecontroleerde Tibet komt de echte cultuurschok. De hygiëne wordt er niet beter op en bovendien krijgt ze last van de gevreesde hoogteziekte, die gepaard gaat met levensbedreigend zuurstoftekort. Maar zelfs in die omstandigheden hebben haar nieuwsgierigheid en haar subtiel gevoel voor humor de bovenhand, wanneer ze bijvoorbeeld zegt dat Tibetanen van een andere oersoort afstammen dan de Chinezen en daardoor veel minder last hebben van de hoogteziekte. Het gevolg is dat Chinezen, die Tibet nochtans bezet houden, niet graag naar Tibet reizen.
Politiek speelt een rol in de marge. Zo maakt Wolny kennis met 'de zeven verboden' in gesprekken met gidsen (onder meer: praten over politiek), om ze vervolgens uiteraard te schenden.
Bijzonder aangrijpend is het verhaal over de hemelbegrafenissen. Doden worden in de natuur neergelegd, zodat gieren ze kunnen opeten. Westerlingen - zo verneemt Maja - geven hun lichaam aan de aarde, maar Tibetanen aan de hemel.
In de voorlaatste fase van haar reis ziet de schrijfster de Himalaya, die ze met poëtische kracht beschrijft, en waar ze bevangen wordt door eenzaamheid en angst, maar zich ook ergert aan het gebrek aan eerbied van bepaalde toeristen.
Frankrijk
Het spoor van Alexandra leidt de schrijfster uiteindelijk naar Digne-les-Bains in Zuid-Frankrijk, waar zij haar laatste levensfase doorbracht, gefrustreerd over het feit dat ze het bezette Tibet niet meer kon bezoeken. In een ultieme, geheel onverwachte beweging neemt Maja Wolny ons mee naar de oevers van de Ganges in India, meer bepaald naar Varanasi, waar Alexandra's as werd uitgestrooid. Op hetzelfde moment duikt er 'een geheimzinnig virus uit Wuhan' op, waarvan nog niemand weet wat voor impact het wereldwijd zal hebben.
Het boek eindigt met een bedenking die kan worden ingelijst. 'Ik weet nog altijd niet waar mijn plek is. Misschien is dat de essentie van reizen: het opzettelijk uitstellen van het bereiken van de bestemming, het maken van steeds grotere cirkels en de eeuwige terugkeer naar dezelfde rivier.'
Vertaald door Charlotte Pothuizen, Manteau, 240 blz., 22,99 €.
Verberg tekst