België heeft pas een nieuwe Dichter des Vaderlands in de persoon van Mustafa Kör. Hij volgt Carl Norac op, die de twijfelachtige eer had de nationale poëzie te dienen toen de coronapandemie de wereld overviel. Met Europa in oorlog staat ook Kör geen flauwe ceremoniële taak te wachten. Voor een dichter die wil verbroederen is er misschien geen beter moment om de klus op zich te nemen.
Een paar maanden voor Körs inauguratie verscheen een bloemlezing uit zijn poëzie onder de titel Brood en liefde. Het werk is als tweetalig boekje uitgegeven, waarbij Körs gedichten door Danielle Losman en Katelijne De Vuyst naar het Frans zijn vertaald. De poëzie in Brood en liefde is grotendeels transparant, wat niet zal verbazen voor wie Körs poëticale opvattingen voor de geest staan. In een interview in De Morgen zei hij vorig jaar dat hij de poëzie van haar hermetische imago wil bevrijden, omdat de dichtkunst veel meer is dan een botanische tuin voor ingewijde lezers: 'Ik wil gedichten naar de cités brengen, naar de tuinwijken, de barakken, de mijnzalen; enten nemen van de boom en die overal planten.'
Landschap
Brood en liefde onderstreept dit inzet. Hier en daar brengt de bundel ons naar plekken die we zelden tegenkomen in de Nederlandstalige poëzie. Een kerkhof bezaaid met bierblikjes, bijvoorbeeld, of - wat verder van huis - de steppe in Centraal-Anatolië. Kör opent de bundel met het gedicht 'Idylle', waar we kinderen treffen die eindeloze dagen beleven met 'keien, stokken en bikkels'. Dat heeft ontegenzeggelijk iets nietigs, te midden van het landschap van Körs jeugd:
Dat geruis van populieren, geuren van kweeperen en mispels,
de noeste arbeid, gekartelde bergen, het gezang van zigeuners,
geulen, de sneeuw, korenvelden, de delta's van geofferd bloed
in de aarde, windhozen, wijngaarden, aardedonkere nachten
De naïeve lezer zou in deze beschrijving misschien iets nostalgisch vermoeden, maar Körs idylle eindigt wreed. Het besluit met de zelfmoord van een broer (een biografisch feit), wiens lichaam een plaats krijgt te midden van die gekartelde bergen en dat geofferde bloed - beelden die bij nadere inspectie een beladen, 'aardedonker' karakter krijgen. Körs slotregels gaan door merg en been: 'Mijn hart barstte open als granaatappels / toen ik mijn broer de zelfdoder toevertrouwde / aan grond die niet langer de mijne was'.
De dichter is sterk in zulke beeldtaal, waarin hij in dit geval de Turkse context (granaatappels) met het universele (rouw) verbindt. Hoewel zijn (vaak anekdotische) gedichten qua versbouw soms al te prozaïsch zijn, blijven er bijna altijd beelden hangen - frases als 'marterachtig glipten we de nacht in' en 'raven hangen halfstok', bijvoorbeeld, of zelfs een complete strofe:
We staren glazig
als forellenogen
alsof we niet in de stroom
vielen en reigers op oevers
verkeerslichten zijn
Tegenover dit soort geslaagde regels staan echter de nodige sleetse levenslessen, die Körs poëzie toch ook iets gezapigs geven. 'Een mens leert gaandeweg maar leven / al vallen sommige vogels niet te kooien' verwacht je op een tegeltje, 'de waarheid is / dat wij van leugens houden' is een clichématige paradox, en 'Oh jawel, het leven, het blijft mensenwerk' heeft ondanks de ironische ondertoon iets schuimbekkends.
Of is zulke kritiek te elitair? Kör windt er in Brood en liefde geen doekjes om dat hij teksten wil schrijven die mensen bij elkaar brengen, en misschien kun je de gemeenplaatsen in zo'n geval maar beter niet schuwen. Het personage 'Opa de imker' prentte het de dichter al in: 'Verhalen, zo zei hij, zijn kreupelhout voor het / vuur waar we ons rond scharen, ze verenigen'. In een van de drie Eenzame Uitvaart-gedichten die Kör in de bundel opnam, klinkt een echo van die opvatting door: 'Poëzie bracht ons bijeen. / Dat is wat zij doet, door te dichten, opent zij deuren / van het verlorene.'
Toegegeven: steeds als het te eendimensionaal werd, wilde ik door die deuren naar buiten rennen, ook omdat de bloemlezing iets slordigs heeft, tot spelfouten in de titel van een gedicht aan toe ('ballen koning'). Tegelijkertijd voel je in Brood en liefde dat Kör een verhaal te vertellen heeft, en dat hij met zijn 'op maat geserveerde zorg en brood / en liefde' een nieuwe groep lezers voor de poëzie moet kunnen winnen.
Poëziecentrum, 82 blz., 8 €.
Verberg tekst