Deze publicatie is het resultaat van het tweede Nederlands-Vlaams restauratiesymposium, in september 1999 in het Nederlandse Enschede gehouden en geheel gewijd aan het 19e-eeuwse eclectische of historiserende gebouwenpatrimonium dat al te vaak -- zelfs door kunsthistorici -- als een aberratie wordt beschouwd. Nochtans gaat het kwantitatief om een uiterst belangrijk segment van het culturele patrimonium, dat in vele gevallen ook kwalitatief hoogstaand is. Bovendien zijn de 19e-eeuwse bouwwerken niet zomaar een uiting van een optimistisch, al te hooggestemd 19e-eeuws vooruitgangsgeloof of van het succes van de burgerij, maar ook van de spanningen in het zog van de moderniteit zelf. De maatschappelijke verhoudingen, de positie van kerk en staat, de relatie tussen heden en verleden worden in de 19e eeuw permanent in vraag gesteld, maar bleven tot nog toe in het kunsthistorische debat onderbelicht of ongenuanceerd verklaard vanuit dooddoeners als de nostalgische terugblik naar het verleden…
Read more
Deze publicatie is het resultaat van het tweede Nederlands-Vlaams restauratiesymposium, in september 1999 in het Nederlandse Enschede gehouden en geheel gewijd aan het 19e-eeuwse eclectische of historiserende gebouwenpatrimonium dat al te vaak -- zelfs door kunsthistorici -- als een aberratie wordt beschouwd. Nochtans gaat het kwantitatief om een uiterst belangrijk segment van het culturele patrimonium, dat in vele gevallen ook kwalitatief hoogstaand is. Bovendien zijn de 19e-eeuwse bouwwerken niet zomaar een uiting van een optimistisch, al te hooggestemd 19e-eeuws vooruitgangsgeloof of van het succes van de burgerij, maar ook van de spanningen in het zog van de moderniteit zelf. De maatschappelijke verhoudingen, de positie van kerk en staat, de relatie tussen heden en verleden worden in de 19e eeuw permanent in vraag gesteld, maar bleven tot nog toe in het kunsthistorische debat onderbelicht of ongenuanceerd verklaard vanuit dooddoeners als de nostalgische terugblik naar het verleden, het onbehagen met het ongebreidelde vooruitgangsgeloof of een uiting van anti-moderniteit.
Deze publicatie is een krachtig pleidooi om de 19e-eeuwse bouwcultuur genuanceerder en zonder vooroordelen te interpreteren. Gebouwen en interieurs blijken geen onpersoonlijk, romantisch of oubollig decorum, maar verschijnen als een bewuste zoektocht van de 19e-eeuwse mens naar het samengaan (die vaak tot nevenschikking leidt) van traditie en moderniteit. "De weegschaal helt daarbij minder over naar nostalgie of onbehagen, maar naar meer bewust streven naar harmonie tussen ruimte en tijd, verleden en heden, traditie en moderniteit". Alleen al het feit dat in de 19e eeuw bijzonder veel geschreven en gedebatteerd is over architectuur, interieur en wonen bewijst de stelling. Want mocht alleen romantiek en verzet de drijfveer zijn dan zou dat niet tot een gemeenschappelijke praxis leiden, maar hoogstens tot het ontstaan van een aantal bizarre, niet-geïntegreerde bouwwerken. Het is pas door de inbedding in de bredere cultuur en door een gemeenschappelijk debat dat een particuliere manier van bouwen algemeen ingang vindt en tot een herkenbare stijl uitgroeit. Verschillende bijdragen in deze bundel (van Jan de Maeyer, Evert Jan Nusselder, Wilfred R.F. van Leeuwen, Thomas Coomans, Lode de Clercq, Guido Jan Bral, Sake de Boer) wijzen dan ook op de rationaliteit die bij het aanwenden van de neostijlen is gehanteerd. Bovendien wordt -- en dat op een uitzonderlijk gemotiveerde en in de praktijk gewortelde manier -- duidelijk gemaakt dat het pleidooi voor 'goede manieren' niet alleen de rationele omgang met het erfgoed betreft, maar ook en misschien wel vooral, de praktische omgang met de 19e-eeuwse gebouwen. Al te vaak worden bij restauraties desastreuse ingrepen uitgevoerd, terwijl een goede materiaal- en een verstandige bouwkennis tot haalbare en elegante, aan de 21e-eeuwse behoeften aangepaste oplossingen zouden kunnen leiden.
Uit de 18 artikels uit deze Congresbundel klinkt de roep naar een verantwoorde omgang met het verleden. Bovendien is het boek niet zomaar een aaneenrijging van losse bijdragen, die toevallig op het symposium zijn gepresenteerd. De redactie, waarin de accuratesse van Anna Bergmans, Jan de Maeyer, Wim Denslagen en Wies van Leeuwen doorklinken, heeft ervoor gezorgd dat de teksten perfect op elkaar zijn afgestemd, geen of nauwelijks overlappingen vertonen en als één orkest het 'Pleidooi voor goede manieren' laten weerklinken. Een historisch verantwoorde restauratiepraktijk is mogelijk op voorwaarde dat een zorgvuldige voorstudie en een multidisciplinaire aanpak elkaar de hand reiken. [Brigitte Dekeyzer]
Hide text